Sint-Jacobskapel in Galder
Foto,s: Wim Blankers
Op weg naar Santiago: de Sint-Jakobskapel te Galder De nederzetting werd als vanouds toegewezen aan de Abdij van Thorn, die ook een tiende van de opbrengst van de landerijen genoot. Kerkelijk ressorteerde Galder onder de parochie Sint Laurentius in Ulvenhout. Door de bouw van de Sint-Jakobskapel in de tweede helft van de vijftiende eeuw ontwikkelde Galder zich geleidelijk aan tot een kapelgehucht. De kapel, die het uiterlijk heeft behouden van een kleine dorpskerk, is genoemd naar Jacobus de Meerdere, een van de apostelen van Jezus en vanouds patroon van Galder. Jacobus Major was de oudere broer van Sint Jan Evangelist. In het jaar 44 werd hij op bevel van Herodes Agrippa I onthoofd. Zijn lichaam werd nadien naar Santiago overgebracht, maar zijn graf bleef onbekend tot omstreeks het jaar 820, toen het op wonderlijke wijze in Spanje werd ontdekt door de eremiet Pelagius, die volgens de legende werd voorgelicht door een heldere ster. Vandaar dat men de locatie waar het graf werd gevonden Santiago de Compostela doopte, Sint Jacobus van Compostela, afgeleid van ‘campus stellae”, het veld van de ster. Boven het graf van de heilige werd een grootse basiliek gebouwd. Via Frankrijk verspreidde de verering van Sint Jacob zich naar het Noorden. Jacobus werd een echte volksheilige en al vanaf de twaalfde eeuw verrezen in onze streken de eerste Sint-Jakobskerken. Velen zagen het in die tijd als een religieuze plicht een voettocht te maken naar zijn graf in het verre Spanje. Na Lourdes is Santiago wel de bekendste bedevaartplaats. Vanaf de veertiende eeuw wordt Jacobus weergegeven als pelgrim met hoed, mantel, pelgrimsstaf reistas en fleskalebas of drinknap. Karakteristiek attribuut is natuurlijk de Jakobsschelp, de zogenaamde “Pecten maximus”, die op de hoed of de mantel werd bevestigd, als herinnering aan de voettocht en het bezoek aan Compostela. Sint Jacobus geldt in het bijzonder als beschermheilige van de pelgrims en bedevaartgangers. Zijn naamdag is 25 juli. In heel wat plaatsen in Noord-Brabant vinden we sporen van een Sint-Jakobsverering. Soms gaat het om gasthuizen, soms om altaren of kerkpatronaten. Op 21 mei 1468 werd in Galder een kapelfonds als “een eeuwiger capellanie” gesticht ter ere van de Heilige Maria, de apostel Jacobus Major en de Heilige Barbara. De kapel was toen nog niet ingewijd. In 1512 zou zich in de kapel ook een altaar van Sint Lambertus hebben bevonden. Het beneficie voorzag in het regelmatig opdragen van H.Missen. In 1517 werd de kapel waarschijnlijk uitgebreid en zal ook de toren tot stand zijn gekomen. Over het algemeen is de capellanie altijd rijk begiftigd geweest. Behalve van rog - en geldrenten bestond de kapel van gaven in de vorm van schapen, wol en eikels, die vooral op Sint-Jakobsdag 25 juli door de buurtbewoners werden geofferd. Op die dag werd in Galder ook kermis gehouden. De kapel lag aan een van de bedevaartroutes vanuit Noord-Nederland naar Noordwest Spanje en was een halte op deze route. Uit de omvang van de Galderse Jacobuskapel kan voorzichtigheidshalve worden opgemaakt dat het oude Galder tamelijk volkrijk en welvarend moet zijn geweest in vroeger tijden. In hoeverre de toewijding aan Jacobus in verband stond met de bedevaart naar Santiago vermeldt de historie niet. Een feit is wel dat het gebeurde in de tijd dat de Jacobusdevotie en pelgrimage op een hoogtepunt waren. Tijdens de belegering van Breda in 1624 werd de kapel geplunderd. Hoewel na 1648 ook in Galder het kerkelijk leven eindigde bleef het onderhoud van de kapel niet achterwege. Na teruggave aan de katholieken in 1798 gingen stemmen op om de plaats Galder tot eigen parochie te verheffen en de kapel in te richten als parochiekerk. Uiteindelijk kerkten de Galderse katholieken bij voorkeur over de grens bij de paters in Meersel Dreef en had men liever een eigen schooltje. Maas van Altena tekende omstreeks 1789 de kapel van Galder en ook landmeter Hendrik Verhees legde in 1809 het gebouwtje in schets vast. In 1824 werden de muren van het schip verlaagd om de kapel aan te passen voor de functie van school annex onderwijzerswoning. De naaldspits van de toren werd vervangen door een laag tentdak en de bovenste geleding kwam te vervallen. In 1884 werden nieuwe spitsboogvensters in het schip aangebracht en kreeg het gebouwtje het karakter van bedehuis terug. Pas tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen de grens met België gesloten was, werd de kapel weer regelmatig gebruikt. Bij de restauratie in 1934 door architect H.W.Valk werd de in 1824 ontstane omvang behouden. De bakstenen kapel bestaat uit een verlaagd schip met smaller, driezijdig gesloten koor onder een met oud-Hollandse pannen gedekt zadeldak met schildeinden. De toren telt twee geledingen met een tweetal overhoekse steunberen aan de westzijde en heeft een leiengedekt tentdak. De moeten van de oude hoge kap op de oostelijke torenmuur van voor de verbouwing in 1824 zijn nog zichtbaar. In de korfboogingang bevindt zich een eiken toegangsdeur met siersmeedbeslag. Het bronzen luidklokje helemaal bovenaan in de toren, draagt blijkens opschrift de naam ‘Jhesus’ en werd in 1553 gegoten door Peter van den Ghein. Tegen de toren sluit een bredere zaalruimte aan. Tussen de steunberen tegen d sluitingszijden zijn sporen van oude, hogere ramen zichtbaar. Het steunbeerloze schip kreeg bij restauratie nieuwe vensters, deels tweelichten gescheiden door een bakstenen middenstaaf en later met lexan beschermd. In het interieur valt vooreerst de open houten kap op, welke rust op houten trekbalken met sleutelstukken en korbelen, ondersteund door harcistenen consoles. Enkele meters boven vloerniveau voert vanaf een vlonder een trap naar de houten zoldering in de torenruimte. Harry Storms uit Soerendonk vervaardigde in 1976 uit chamotteklei een Sint-Jakobsbeeld. In de kapel zijn zitbanken geplaatst en behalve door een altaar wordt de wit gepleisterde ruimte verder aangekleed met een gipsen Maria-met-kind-beeld, altaarbenodigdheden, een doopvent, een hangende kroonluchter en enkele geweven wandkleden. In 1979 werd de kapel opnieuw gerestaureerd. ‘s Zaterdags en op zondag worden er eucharistievieringen gehouden. Voorts dient de kapel voor feestelijkheden zoals trouwerijen. Het bedehuis, gelegen in een landelijke omgeving, heeft een fraaie met beuken beplante kapelakker, omgeven door een haagbeuk, en wordt als rijksmonument keurig onderhouden. Nog altijd is de Sint-Jakobskapel te Galder geliefd als vertrek- of rustpunt voor Santiago-gangers op de traditionele route die van Zeerijp via Amsterdam en Utrecht naar Noordwest Spanje voert. Een echte volksheilige is Sint Jakobus evenwel al lang niet meer. Bij mevrouw de Graaf, St.Jacobsstraat 11 te Galder of bij buurman Van Riel op nummer 4, kunt U de sleutel lenen voor een kijkje in het kapelinterieur. Even verder op de hoek van de Sint-Jacobsstraat en de Bouwerij bevindt zich de tweede kapel van Galder, gebouwd als dankkapel na de oorlog. Het gehucht Galder is van oorsprong een oude beekdalnederzetting die tegenwoordig deel uit maakt van de omvangrijke gemeente Nieuw-Ginneken. In een akte uit 1299 duikt de naam Ghalre voor het eerst op.